Op 14 september nam het Europees Parlement de Wet op de ontwikkeling van hernieuwbare energie aan met 418 stemmen voor, 109 stemmen tegen en 111 onthoudingen. Het wetsvoorstel verhoogt de doelstelling voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in 2030 tot 45% van de totale energiebehoefte.
In 2018 had het Europees Parlement een doelstelling voor hernieuwbare energie van 32% voor 2030 vastgesteld. Eind juni van dit jaar kwamen de ministers van Energie van de EU-landen overeen om het aandeel hernieuwbare energie in 2030 te verhogen tot 40%. Vóór deze bijeenkomst was de nieuwe doelstelling voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie voornamelijk een kwestie van 40% tot 45%. De doelstelling is vastgesteld op 45%.
Volgens de eerder gepubliceerde resultaten moet de EU, om dit doel te bereiken, tussen nu en 2027, oftewel binnen vijf jaar, 210 miljard euro extra investeren in de ontwikkeling van zonne-energie, waterstof, biomassa, windenergie en kernenergie. Wacht even. Het lijdt geen twijfel dat zonne-energie hierbij centraal staat, en mijn land, als 's werelds grootste producent van fotovoltaïsche producten, zal ook de eerste keuze worden voor Europese landen om zonne-energie te ontwikkelen.
Statistieken tonen aan dat de cumulatieve geïnstalleerde capaciteit van fotovoltaïsche energie in de EU eind 2021 167 GW zal bedragen. Volgens de nieuwe doelstelling van de Wet op hernieuwbare energie zal de cumulatieve geïnstalleerde capaciteit van fotovoltaïsche energie in de EU in 2025 320 GW bereiken, bijna een verdubbeling ten opzichte van eind 2021. Tegen 2030 zal de cumulatieve geïnstalleerde capaciteit verder toenemen tot 600 GW, bijna een verdubbeling ten opzichte van de "kleine doelstellingen".
Plaatsingstijd: 22-09-2022